
Kruimelpad
Practor gelijke kansen Mohamed Bouziane: ‘Beoordeel studenten op wat ze kunnen’
17 december 2024 12:00Mohamed Bouziane (37), sinds april 2023 namens Albeda Nederlands eerste practor ‘gelijke kansen’, ziet het mbo als een ‘supertoffe’ katalyserende factor voor jongeren om mee te doen in de maatschappij. MBO Raad-voorzitter Adnan Tekin nodigde de Rotterdammer uit in Woerden en vroeg hem naar zijn ideeën, observaties en verwachtingen over kansengelijkheid.
Adnan Tekin verwelkomt zijn gast in de - op basis van de ‘kennis van nu’ - meest hectische week van 2024, waarin het integratiedebat door de gebeurtenissen in Amsterdam opnieuw ontvlamde en maatschappij opeens heel politiek werd. Bouziane: “Het is te gemakkelijk om het gedrag dat jongeren lieten zien, te scharen onder ‘typisch allochtoon’ gedrag of ‘geen manieren hebben’. In mijn beleving heeft het vooral te maken met het niet gearticuleerd genoeg zijn om je verbaal goed te kunnen uiten. Als ‘voorwaardelijke Nederlanders’ voelen deze jongeren continu sociale pijn. Gaat het goed, dan horen ze erbij. En anders niet. Punt. Ik zie wel een verband met eigen onderzoek onder jongeren uit Rotterdam-Zuid. Tot hun 14e verlaten ze de wijk niet. Ze leven in een klein wereldje, zijn nauwelijks bezig met wat er om hen heen gebeurt. Ze gaan naar school, omdat het moet. Iets proberen wat ze nog nooit hebben gedaan, ‘hoog mikken’, outreachend zijn naar bedrijven, doen ze niet zo snel, ook niet als ze ouder worden. Dat heeft uiteindelijk impact op hun kansen, meedoen in de maatschappij.”
Megagrote klus
Bouziane, afkomstig uit ‘Vogelaarwijk’ Spangen en vóór zijn practorschap aan Albeda eerder onder meer docent op mbo-plusvoorziening Lentiz New Life, weet waar hij over praat. “Het moeilijkst aan mijn huidige werk - naast het organiseren van een megagrote klus met veel corveewerk- is dat ik het leed op street level zie, en daar waar studenten tegenaan lopen, wil helpen oplossen. Te vaak worden studenten beoordeeld op waar ze vandaan komen, niet op wat ze kunnen. Soms kijk ik ze in de ogen, en dan weet ik: dit herken ik. Dan wordt hun pijn persoonlijk, voel ik de urgentie om als practor het thema kansengelijkheid naar een hoger niveau te tillen, in dit geval via een drieledige opdracht. Ik doe evidence based onderzoek, ben binnen Albeda het boegbeeld voor gelijke kansen en leg externe lijntjes richting onder meer bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.”
Adnan Tekin: “Kun je een voorbeeld geven van dat evidence based onderzoek?”
“Een goede schoolstart staat of valt met een fijne onboarding. De eerste honderd dagen zijn cruciaal voor een sense of belonging, het gevoel ergens thuis te zijn, bij te horen. Dat geldt zeker voor mbo’ers. Daarom hebben we vorig jaar bij wijze pilot voor al onze zesduizend eerstejaars studenten in Ahoy een uitgebreid introductieprogramma georganiseerd. Ik onderzoek het effect ervan, onder meer via interviews met individuele studenten. Als zij zeggen dat iets tof is, heb je écht iets te pakken. Mijn plan is sowieso om studenten met onderzoekaffiniteit, als een soort flexibele buitenschil, bij het practoraat te betrekken en zo een stem te geven.”
“Zijn er, in het verlengde van dat onderzoek, ook goede praktijkvoorbeelden die aansluiten op het thema kansengelijkheid?”
“Dan denk ik meteen aan de Talenthub op Zuid, een initiatief van onder meer Albeda. Hier krijgen jongeren bij wie het even niet lekker loopt en die dreigen uit te vallen de ruimte om te ontdekken wat ze wél willen, om zich te (her)oriënteren en aan hun basisvaardigheden te werken om zo hun kansen te vergroten. Ik kijk wie ze zijn, waar ze vandaan komen, hoe ze binnenkomen en waar ze vervolgens naartoe gaan. Vaak is dat school of het werkveld. Voor mij bewijst de Talenthub dat het loont om voorbij de poort te kijken en dat het mbo een supertoffe katalyserende factor kan zijn voor jongeren om mee te doen.”

Te vaak worden studenten beoordeeld op waar ze vandaan komen
“Wat vraagt dat ‘jongeren mee laten doen’ specifiek van de docenten?”
“Vanuit de gedachte dat jongeren niet alleen mbo doen vanwege hun niveau maar ook hun achtergrond, zullen docenten zich op een bepaalde manier moeten op- en openstellen voor de doelgroep. Door wat ze hebben meegemaakt, ontwikkelen jongeren bepaalde voelsprieten over wie ze voor zich hebben en hoe ver ze kunnen gaan. En juist in het mbo zijn deze voelsprieten extra ontwikkeld. Ik denk oprecht dat mbo-docenten in een stedelijke, diverse omgeving voor extra uitdagingen staan. De dynamiek is vaak harder, rauwer, sneller ook, maar daar kun je op leren anticiperen. Wat mij betreft, en dat is organisatorisch best ingewikkeld, zou elke nieuwe docent extra scholing moeten krijgen om les te kunnen geven in een urbane context. Nog steeds vind ik het vreemd dat het mbo de meest uitdagende groep studenten heeft, terwijl de beste, eerstegraads docenten lesgeven in de bovenbouw van het vwo, wat veel makkelijker is. Zonder andere docenten tekort te doen, is het juist die kwaliteit die je als mbo-school wilt hebben."
“Ik heb je practorale rede er nog eens op nageslagen, waarin je pleit voor het ‘bewust creëren van ruimte’ in het streven naar meer kansengelijkheid. Wat bedoel je daarmee?”
“Het bieden van gelijke kansen hangt sterk samen met de ruimte die je laat, maakt en bewaakt voor de ander en hoe je daar actief op inzet. Je kan studenten die een studentenvereniging willen oprichten, heel passief de ruimte laten, zo van ‘doe maar, veel succes’. Je maakt ruimte als je zo’n vereniging helpt faciliteren. Persoonlijk ben ik voorstander van het bewaken van die ruimte, vanuit de urgentie en het besef dat studenten het echt nodig hebben om verder te komen. Kansengelijkheid wordt in één adem genoemd met jongeren die het minder hebben, als het ware minder goed bij het ‘aanrecht’ komen. Om deze studenten gelijke kansen te geven, moet je ze eigenlijk ongelijk behandelen. Die ruimte verdienen ze en daar moeten we samen voor gaan staan.”
“Wat zijn je plannen voor de komende tijd, waar liggen je prioriteiten?”
“Het practoraat zit midden in de fase van langzame volwassenwording. Dat is een toffe, maar ook forse opgave, zeker omdat ik het, nu nog tenminste, grotendeels alleen doe. Het onderzoek loopt, intern lukt het goed om mensen te binden en te boeien. Collega’s weten me steeds makkelijker te vinden als ze me nodig hebben. Bijvoorbeeld als ze problemen ervaren met een groepje jongeren in hun klas of willen weten hoe ze de omgang met stagebegeleiders in het werkveld kunnen verbeteren. Het thema is nu nog een typische Albeda-aangelegenheid, maar eigenlijk moet elke mbo-school actief met kansengelijkheid aan de slag, zeker in de vier grote steden. Ik zou het geweldig vinden om vergelijkbaar onderzoek te doen in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Wat dat betreft voel ik wel wat voor de introductie van een practoraat voor Stedelijke Vraagstukken. Zo vlieg je het thema gelijke kansen in een bredere context aan en zet je het nog steviger op de kaart.”