Mbo bestuurder Wim Moes over het Stagepact - Deel 2

21 mei 2024 12:00

Wim Moes, bestuurder MBO Raad en van het Alfa-college, heeft als man met een sociaal hart de absolute drive om iets te doen aan kansengelijkheid en daarmee een duidelijke visie op de hoe, wat en waarom van beroepspraktijkvorming. We spraken hem uitgebreid over het vorig jaar gelanceerde Stagepact. Hoe kijkt hij aan tegen wat er al is bereikt en wat moet er volgens hem nog gebeuren om stagenut- en noodzaak tussen ieders oren te krijgen?

De derde pijler in het Stagepact is het zorgen voor voldoende stages. Hoe staat het daarmee?

“Het hebben of zorgen voor ‘voldoende stages’ hangt mede samen met het beeld over ‘leren werken’. Als we uitgaan van het idee dat leren op school plaatsvindt en werken in een bedrijf, dan heb je altijd een matchingsvraagstuk. Een andere, minder rigide insteek is dat scholen zeggen dat studenten juist door hun stage start-bekwaam en dus 100% inzetbaar zijn en bedrijven zich realiseren dat ze mensen helpen opleiden voor een beroep. In bedrijven waar die opvattingen over werken en leren wat meer fluïde zijn en werken en leren door elkaar heen lopen, zie je dat het realiseren van voldoende stageplaatsen soepeler verloopt.”

Kun je daarvan een concreet voorbeeld geven?

“De zorg kampt al jarenlang met een chronisch personeelstekort, deels omdat veel mensen de sector al na een paar jaar verlaten. Kijk je naar de instroom, dan zie je dat er voldoende werk is en er genoeg studenten stage willen lopen. Te veel zelfs. Omdat de stagebegeleidingscapaciteit in de zorg niet overal goed is geregeld, ontstaan soms kwaliteitsissues. Ik ben blij dat de sectorkamer nadenkt over een wat meer onorthodoxe aanpak om de deels door de beperkte begeleidingscapaciteit veroorzaakte mismatch, aan te pakken. Dat vraagt om innovaties aan zowel onderwijs- als praktijkkant. Bij het Alfa-College laten we studenten bewust een periode meelopen in de wijkzorg of een verzorgingshuis, waar ze er vervolgens achter komen dat het hartstikke leuk is om met en voor ouderen te werken. Je moet studenten tijdens een stage dus verleiden om een bepaalde kant op te bewegen. Niet via dwang, maar door het maken van contact met een nieuwe omgeving waarin ze de ruimte krijgen om zelf te ontdekken en uit te proberen.”

Als we uitgaan van het idee dat leren op school plaatsvindt en werken in een bedrijf, dan heb je altijd een matchingsvraagstuk.

Hetzelfde geldt voor een conjunctuurgevoelige sector als de bouw?

“Precies! Mensen zijn niet aan te slepen in tijden van hoogconjunctuur, maar worden massaal ontslagen als het slecht gaat. Terwijl er ook dan stageplaatsen nodig zijn. Gedeeltelijk faciliteren we dit al in ons stelsel, waarin BOL en BBL met de conjunctuur ‘mee-ademen’. Maar dat is niet genoeg. Zijn mensen eenmaal weg, zoals in het verleden ook gebeurde in het onderwijs zelf, dan komen ze bijna nooit meer terug. Wat eeuwig zonde is. Door in de bouw bijvoorbeeld meer in te zetten op anticyclisch opleiden of het genereren van extra stageplekken, behoud je of trek je mensen aan die - in tijden dat het slecht gaat – inzetbaar zijn op andere plekken in de technieksector, wat gezien de arbeidsmarktkrapte geen overbodige luxe is. In mijn ogen past het juist in conjunctuurgevoelige sectoren om een opleidingsscope te ontwikkelen die misschien nog meer draait om de arbeidsmarkt van de toekomst dan om (de tekorten op) de arbeidsmarkt van nu.”

Over het vierde thema in het Stagepact, ‘de passende vergoeding’, wordt (nog steeds) veel onderhandeld. Verbaast je dat?

“Eerlijk gezegd wel. Ik verbaas me oprecht over het feit dat we twijfelen om iemand die vier dagen per week stageloopt, maandelijks 300 of 400 euro stagevergoeding te geven. Wat het extra complex maakt is dat het kennelijk allemaal afzonderlijk vastgelegd moet worden in tientallen cao’s. En dan hebben we het nog niet eens over al die bedrijven en werknemers die niet onder een cao vallen, zoals in delen van de schoonheidsbranche. Op het Alfa-college hebben we als werkgever vastgelegd dat alle studenten die hier stagelopen, ongeacht hun opleidingsniveau, dezelfde vergoeding krijgen op basis van het aantal stagedagen. Natuurlijk realiseer ik me dat er situaties zijn waarin het lastig is om die vergoeding te bepalen, bijvoorbeeld voor studenten Sport en Bewegen die stagelopen bij een armlastige vereniging. Ik zie dit als uitzondering op de regel, niet als argument om de regel ter discussie te stellen.”

‘Ik verbaas me oprecht over het feit dat bedrijven twijfelen om een student maandelijks een stagevergoeding te geven’

Het Stagepact is ruim een jaar geleden geïntroduceerd. Wat heeft dat volgens jou zoal in beweging gezet?

“Kijkend naar wat er gebeurt in de sector, zie ik echt een verschil met ruim een jaar geleden. Zowel qua aandacht als concrete initiatieven. Stagebegeleiding staat veel meer in de spotlights, er is meer bewustzijn voor de noodzaak van goede begeleiding. Voor het uitbannen van stagediscriminatie helpt het dat minister Dijkgraaf dit thema bij herhaling benoemt. Het effect op het creëren van voldoende stageplaatsen is wat onduidelijker. De economie draait zo goed dat dit verbloemend werkt en we de positieve ontwikkeling moeilijk kunnen duiden als een positief effect van het Stagepact. De passende stagevergoeding blijft een lastig thema. Scholen kunnen nog zulke stimulerende teksten hebben, hier moet echt energie vrijkomen aan de kant van de bedrijven en de bonden. JOB MBO zit hier echter op het vinkentouw. Ook zij hebben het Stagepact immers ondertekend.”

Waar is volgens jou vooralsnog de grootste winst op stagegebied geboekt?

“Op het gebied van stagediscriminatie. We zijn ons als sector meer bewust geworden van de ongewenste patronen die leiden tot discriminerende effecten. Soms doen we ongewild en ongewenst dingen die maatschappelijk vervelend uitpakken. De aandacht die daar nu voor is en de acties die we

daarop hebben gezet, zijn goed. Ook mooi, en dat is meer bijvangst, is aandacht voor wat wij stagemisbruik noemen, waarbij studenten worden ingezet voor reguliere werkzaamheden en je het leerelement met een vergrootglas moet zoeken. Door het Stagepact is er meer aandacht en bewustwording gekomen over wat een stage precies is en waar deze aan moet voldoen. Voor de scholen is deze nieuwe bewustwording vertaald naar het Kennispunt MBO Beroepspraktijkvorming, waar scholen van elkaar kunnen leren, zodat we niet continu het wiel opnieuw uitvinden.”

Wat hoop/verwacht je dat het Stagepact het komende jaar gaat brengen/oplevert?

“Als we met elkaar dezelfde focus, energie en programmasturing vasthouden, denk ik dat we de in gang gezette grote beweging nog gerichter kunnen sturen. Dat in beweging krijgen van al die partijen was een hele tour, maar het is gelukt. Zaak is om er het komende jaar nog meer snelheid en richting in te brengen. Persoonlijk zou ik het mooi vinden als uit de JOB-scores blijkt – wat toch een soort van kijken in de achteruitkijkspiegel is -, dat de stagetevredenheid niet met een paar procentpunten, maar met significant hoge scores wordt gewaardeerd. Uiteindelijk draait het niet om ons, en over hoe hard wij werken, maar om wat het effect is van het Stagepact op de stagebeleving van de studenten.”