Regionaal investeringsfonds
De minister van OCW heeft met het regionaal investeringsfonds tientallen miljoenen euro's beschikbaar gesteld om de publiek-private samenwerking met het mbo te stimuleren voor de periode 2019 – 2022. Een voorwaarde is dat regionale overheden en het bedrijfsleven de subsidie aanvullen met een cofinanciering. Vanuit het samenwerkingsverband kunnen mbo-scholen en bedrijven bijzondere trainingen aanbieden waar studenten de laatste technieken krijgen aangeleerd. Op die manier wil de regering de aansluiting van het onderwijs op de vraag van de arbeidsmarkt verbeteren.
De minister van OCW heeft de regeling voortgezet omdat de periode 2014-2018 bewees hoe succesvol scholen, met hun partners in de regio, kunnen inspelen op een specifieke behoefte van de arbeidsmarkt. De regeling voor de periode 2019 - 2022 biedt scholen meer ruimte om werk te maken van een leven lang ontwikkelen.
Centra voor innovatief vakmanschap
Voor vakgebieden waar technologische ontwikkelingen snel opeenvolgen is het van belang dat onderwijs aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt. Dit geldt onder meer voor veel beroepen in de topsectoren. Het bedrijfsleven en scholen kunnen voor deze aansluiting zorgen door bijvoorbeeld lesmateriaal te ontwikkelen, trainingen te geven aan docenten of personeel, machines en instrumenten uit te wisselen. Het regionaal investeringsfonds is op die manier een motor voor de vernieuwing van initieel onderwijs, maar ook voor een leven lang ontwikkelen.
De Centra voor Innovatief Vakmanschap zijn voorbeelden van succesvolle publiek-private samenwerking. Hier werken mbo-scholen, bedrijfsleven en (regionale) overheid nauw samen en leren studenten zich voor te bereiden op een beroepscontext met de nodige technologische uitdagingen. De centra geven vorm aan innovatieve vormen van onderwijs en opleidingen en leggen de verbinding tussen het mbo en de negen economische topsectoren.
Doelmatigheid
Het regionaal investeringsfonds mbo heeft nog een tweede doel. Het kabinet hoopt scholen te stimuleren om tot een doelmatiger opleidingsaanbod te komen. Daarvoor moeten zij kijken naar de spreiding van opleidingen binnen de regio en de ontwikkeling in het aantal studenten. In samenspraak met het bedrijfsleven en andere mbo-scholen, moet een school een afweging maken tussen arbeidsmarktrelevantie en toegankelijkheid van een opleiding.