Een agrarisch opleidingencentrum (aoc) verzorgt opleidingen op het gebied van voeding, natuur en milieu. Deze zogeheten 'groene opleidingen' hebben vaak een afdeling vmbo en nauwe banden met het hoger agrarisch onderwijs.
Opleidingen in het mbo kennen vier niveaus. De basisberoepsopleiding is de tweede van de vier kwalificatieniveaus. De opleiding leidt op tot basisberoepsbeoefenaar die zelfstandig praktisch werk moet kunnen verrichten binnen de grenzen van het aangeleerde of door ervaring verkregen technieken. Om aan de opleiding te mogen deelnemen moet men in het bezit zijn van een vmbo-diploma basisberoepsgerichte leerweg. De overheid streeft ernaar dat mensen minimaal een opleiding op niveau 2 succesvol afronden (startkwalificatie).
Het basisdeel is het deel van het kwalificatiedossier waarin het gemeenschappelijke van de kwalificaties in het kwalificatiedossier beschreven staat. De basis bestaat uit een generiek deel (Nederlands, rekenen, loopbaan en burgerschap en voor niveau 4 ook Engels) en een beroepsspecifiek deel (kerntaken, vakkennis, vaardigheden en houdingsaspecten die alle beginnende beroepsbeoefenaren in het betreffende werkveld delen). In het basisdeel kunnen ook aanvullende eisen per kwalificatie zijn opgenomen. Onderdeel van de herziene kwalificatiedossiers (sinds1 augustus 2016).
De beroepsbegeleidende leerweg (bbl) wordt ook wel aangeduid als werkend leren. Het praktijkgedeelte beslaat tenminste 610 klokuren, minimaal 200 uur begeleide onderwijstijd en 40 uur bpv of begeleide onderwijstijd. Vaak heeft een deelnemer in de bbl een arbeidsovereenkomst met een werkgever. Tussen de school, student en het leerbedrijf wordt een praktijkovereenkomst gesloten.
Het beroepscompetentieprofiel (bcp) is een beschrijving van de eisen en kwalificaties waaraan iemand minimaal moet voldoen om als beroepsbeoefenaar te worden gekwalificeerd.
Alle bekostigde mbo-scholen leiden op voor erkende mbo-diploma’s op basis van kwalificatiedossiers. Dit zijn wettelijk vastgestelde documenten waarin diploma-eisen staan. Wat een student aan het einde van zijn opleiding moet kennen en kunnen staat in een kwalificatiedossier. Vertegenwoordigers van het onderwijs en bedrijfsleven stellen deze dossiers op. De Inspectie van het Onderwijs controleert of de scholen aan de kwaliteitseisen voldoen. De MBO Raad is de branchevereniging van alle door de overheid publiek bekostigde mbo-scholen. Zie ook niet-bekostigde mbo-scholen.
De benchmark toont sectorinformatie over prestaties van de mbo-scholen. Hoe de mbo-scholen hun budget besteden (financiële prestaties), hoeveel deelnemers het mbo gediplomeerd verlaten (studiesucces), wat de deelnemers vinden van het onderwijs (deelnemersoordeel) en hoe medewerkers over hun werkgever denken (medewerkerstevredenheid). De benchmark verschaft de scholen strategische informatie doordat zij hun eigen prestaties kunnen spiegelen aan die van collega-scholen en van de totale sector.
Het geheel van kennis, vaardigheden en attituden om in een bepaalde beroepssituatie adequaat te functioneren. Loopbaancompetenties: het geheel van kennis, vaardigheden en attituden die werkenden nodig hebben om hun loopbaan te ontwikkelen. Burgerschapscompetenties: competenties die mensen nodig hebben voor het maatschappelijk functioneren. Zie ook Competentie
Diplomastructuur in het mbo die gericht is op het verwerven van kennis, vaardigheden en houding, benodigd voor de uitoefening van het beroep, het functioneren in de maatschappij en de doorstroom naar een hoger onderwijsniveau (in mbo of hbo). Zie ook kwalificatiestructuur en herziening kwalificatiestructuur.
De doorloop van deelnemers van primair onderwijs naar de verschillende niveaus van vmbo, naar de verschillende niveaus in het mbo en eventueel naar het hbo.
De beroepsopleidende leerweg (bol) biedt volledig dagonderwijs met praktijkstages, waarbij het minimumpraktijkdeel per opleiding varieert. Tussen de school, student en het leerbedrijf wordt een praktijkovereenkomst gesloten. In onderstaande tabel staan de minimumeisen qua klokuren.
Onder de begeleide onderwijstijd (bot) vallen onderwijsactiviteiten die een school geeft onder verantwoordelijkheid en met actieve betrokkenheid van onderwijspersoneel. Een onderwijsactiviteit in de begeleide onderwijstijd betekent dat het is opgenomen in het opleidingsplan/-programma. Voor de begeleide onderwijstijd kan een school aangegeven wat een student moet leren, hoe de begeleiding plaatsvindt en hoe de school evalueert/beoordeelt.
Beroepspraktijkvorming (bpv) is in onderwijs in de beroepspraktijk van het beroep, dus in een (leer)bedrijf of organisatie. Zie bbl en bol voor meer informatie over de bpv in beide leerwegen.
De MBO Raad heeft met OCW, SBB, MKB-Nederland en VNO-NCW bindende afspraken gemaakt over de beroepspraktijkvorming. Deze gaan over de voorbereiding, begeleiding en uitvoering tijdens de bpv-periode, de beoordeling en evaluatie van de bpv.
Beroepskracht uit de mbo-school die de student begeleidt en beoordeelt tijdens de beroepspraktijkvorming bij een bedrijf.
De MBO Raad heeft met OCW, SBB, MKB-Nederland en VNO-NCW bindende afspraken gemaakt over de beroepspraktijkvorming. Deze gaan over de voorbereiding, begeleiding en uitvoering tijdens de bpv-periode, de beoordeling en evaluatie van de bpv.
De afspraak die de leden van de MBO Raad hebben gemaakt over principes en uitgangspunten, verantwoordelijkheden van colleges van bestuur, aanbevelingen aan raden van toezicht en verenigingsafspraken over monitoring, evaluatie, handhaving en klachten.
Een bedrijfstak is een verzameling van een aantal verwante opleidingen. De MBO Raad kent per bedrijfstak een eigen overlegstructuur, de zogenoemde bedrijfstakgroep (btg). Een bedrijfstakgroep is een platform voor in- en extern overleg van het scholenveld voor middelbaar beroepsonderwijs voor de afzonderlijke bedrijfstakken. De btg's hebben een directe verbinding met de sectorkamers bij SBB.
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
In het mbo komen er centrale examens voor taal, rekenen en Engels (niveau 4). De beroepsexamens in het mbo zijn geen centrale examens.
Groep examenkandidaten die op basis van hetzelfde kwalificatiedossier staat ingeschreven en hetzelfde examenplan volgt.
Het geheel van kennis, vaardigheden en attituden om in een bepaalde beroepssituatie adequaat te functioneren. Loopbaancompetenties: het geheel van kennis, vaardigheden en attituden die werkenden nodig hebben om hun loopbaan te ontwikkelen. Burgerschapscompetenties: competenties die mensen nodig hebben voor het maatschappelijk functioneren. Zie ook Beroepscompetentie
Oude naam voor de code van een opleiding van een mbo-school (nu: Erkende opleidingscode). Crebo stond voor centraal register beroepsopleidingen.
Het college van bestuur (cvb) is het bevoegd gezag van een school dat de dagelijkse leiding heeft.
Een combinatie van eindtermen voor een bepaalde beroepsopleiding.
Het beleid van de overheid is erop gericht scholen een grotere beleidsvrijheid te geven in samenhang met minder regelgeving (deregulering). Scholen leggen verantwoording af over de besteding van overheidsgelden en de kwaliteit van het onderwijs.
Wettelijk erkend document dat aantoont en vastlegt dat de eigenaar een omschreven kwalificatie voldoende beheerst.
Wettelijk vastgestelde vormgeving van het mbo-diploma zoals beschreven in de regeling Modeldiploma mbo.
Je bent een doorstarter als je op latere leeftijd besluit jezelf verder op-, bij- of om te scholen, al dan niet met steun van je werkgever: ontwikkelen met het oog op de toekomst.
De mbo-sector leidt op voor: burgerschapscompetenties, beroep, leven lang leren en het in de hand hebben van de eigen loopbaan.
Opleidingsarrangement waarin leren en betaald werken samengaan op basis van een leerarbeidsovereenkomst. Gedualiseerd opleiden betekent een arrangement waarin onbetaalde stages en leeractiviteiten buiten de stageschool op elkaar worden afgestemd.
European Credits for Vocational Education and Training (ECVET) is een studiepuntensysteem dat kan worden ingezet om de mobiliteit in Europa van deelnemers te vergroten. ECVET is een activiteit binnen EfVET (European Forum of Technical and Vocational Education and Training).
Voor volwassenen vanaf achttien jaar die door omstandigheden niet de mogelijkheid hebben om zichzelf te ontplooien, biedt de volwasseneneducatie cursussen inburgering en cursussen in het kader van taal, rekenen en digitale vaardigheden.Volwassenen die op latere leeftijd een vmbo-, havo- of vwo-diploma willen behalen, kunnen terecht bij het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs.
Omschreven kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen, waarover degene die de opleiding voltooit, moet beschikken.
De entreeopleiding is per 1 augustus 2014 in plaats van de AKA- en niveau 1-opleidingen gekomen. Deelnemers die geen vmbo-diploma hebben, niet toelaatbaar zijn tot een mbo-opleiding op niveau 2, 3 of 4 en op 1 augustus zestien jaar of ouder zijn, kunnen een entreeopleiding doen. Entreeopleidingen hebben een tweeledig doel: doorstroom naar niveau 2 of doorstroom naar de arbeidsmarkt.
Het European Qualification Framework (EQF) is een raamwerk om beroepskwalificaties op Europees niveau te vergelijken.
De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) heeft als taak de leerbedrijven te controleren op de kwaliteit van de opleidingsfaciliteiten. Deze activiteit wordt erkenning genoemd.
Elke opleiding van een mbo-school heeft een unieke opleidingscode.
Een portfoliopaspoort om de mobiliteit van werknemers en studenten binnen de EU te vergroten.
Bij de vooropleidingseisen wordt rekening gehouden met de formele vooropleidingseisen, maar ook met op andere wijze verkregen competenties, zoals erkenning van eerder verworven competenties (EVC).
Met het Examenprofiel wil het onderwijs laten zien hoe er in Nederland in het mbo wordt geëxamineerd, wie er bij examinering betrokken zijn en welke afspraken er zijn gemaakt. Het profiel krijgt op verschillende manieren vorm. Van een procesbeschrijving op landelijk en sectoraal niveau tot een gedetailleerde beschrijving van de manier van examineren in de beroepspraktijk van alledag. Dit alles in samenhang opgesteld voor het gehele mbo.
Formeel vastgelegde regels en afspraken die gelden voor de examinering en diplomering (over bijvoorbeeld fraude, herkansing, bewaartermijnen en het indienen van een beroep). Het is een juridisch kader dat voor elke student de transparantie en de betrouwbaarheid van het examenproces waarborgt. Het examenreglement moet bekend zijn bij de student en kenbaar gemaakt worden aan de direct betrokkenen.
Examinering is het beoordelen of een kandidaat over bepaalde kennis of kunde beschikt, en het bij een positieve uitkomst certificeren daarvan. De beoordeling en certificering vinden plaats aan de hand van competentiebewijzen van de kandidaat die worden afgezet tegen een bepaalde standaard. De beroepsexamens zijn geen centrale examens. Alleen voor taal en rekenen komen centrale examens. Zie voor meer begrippen op het gebied van examinering de begrippenlijst van het Servicepunt examinering mbo.
Het mbo heeft de afgelopen jaren gewerkt aan de uitvoering van het actieplan Focus op Vakmanschap 2011-2015. Onder het motto ‘de basiskwaliteit op orde en de lat omhoog’ is ingezet op een verhoging van de onderwijskwaliteit en een vereenvoudiging van het mbo als stelsel.
Een Gezonde School is een school die op een structurele en planmatige manier werkt aan de gezondheid van studenten en medewerkers. Deze school heeft het vignet Gezonde School.
Ieder jaar leggen mbo-scholen verantwoording af via het geïntegreerd jaardocument (gj). Dit is een combinatie van het jaarverslag, de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatiebox.
Integer en transparant handelen door overheidsorganisaties en bestuurders en het organiseren van toezicht hierop. Belangrijke vragen hierbij zijn hoe het bestuur van de mbo-school verantwoording aflegt over de besteding van publieke gelden en de behaalde resultaten en aan wie zij verantwoording aflevert.
Onderwijs in de groene sector in de vakrichtingen landbouw, natuurlijke omgeving en levensmiddelentechnologie.
Studenten op een mbo 4-opleiding kunnen doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs (hbo).
Je bent een herstarter als je als (jong)volwassene het onderwijssysteem echt hebt verlaten - al dan niet met diploma - en tóch een andere of hogere opleiding wenst of gedurende een aantal jaren niet actief bent geweest op de arbeidsmarkt.
Alle mbo-opleidingen veranderen per 1 augustus 2016. Er komen minder kwalificatiedossiers en kwalificaties, de kwalificatiedossiers worden dunner en overzichtelijker en het onderwijs wordt flexibeler zodat opleidingen sneller kunnen worden aangepast. Zie ook basis-, profiel- en keuzedeel. Zie voor meer begrippen op het gebied van de (herziening van de) kwalificatiestructuur de begrippenlijst van Herziening MBO.
In de bedrijfstakgroep ICT & Creative Industries (ICT & CI) zijn alle roc’s en vakscholen vertegenwoordigd die opleidingen aanbieden in de onderwijsclusters:
Onderwijs dat kinderen volgen vanaf het moment dat ze leerplichtig worden tot het moment dat zij de arbeidsmarkt opgaan. Het onderwijs dat later kan worden gevolgd als uitbreiding hierop wordt post-initieel onderwijs genoemd.
Tweejaarlijkse enquête naar deelnemerstevredenheid onder studenten van mbo-scholen, uitgevoerd door de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs (JOB) met subsidie van het ministerie van OCW.
Een kerntaak is een substantieel deel van de beroepsuitoefening naar belang, omvang (tijdsbeslag of frequentie) of beide. Een kerntaak bestaat uit een geheel van inhoudelijk met elkaar samenhangende werkprocessen, kenmerkend voor de beroepsuitoefening. Een kwalificatiedossier heeft een beperkt aantal kerntaken. Alle kerntaken samen beschrijven de essentie van de beroepsuitoefening van de betreffende beroepengroep.
Onderdeel van de herziene kwalificatiedossiers (vanaf 1 augustus 2016). Een onderdeel van de beroepsopleiding dat naast de kwalificatie staat. De kwalificatie bestaat uit een basis- en profieldeel. Keuzedelen zijn een verrijking van de kwalificatie en kunnen voor de student verbredend of verdiepend zijn of bijdragen aan een betere doorstroom naar een vervolgopleiding. Alleen bij entreeopleidingen mag een keuzedeel ook remediërend zijn.
Website die vmbo-leerlingen en mbo-studenten helpt bij het oriënteren op opleidingsmogelijkheden in het mbo.
Set van verschillende kerntaken, werkprocessen en competenties die samen een opleiding vormgeven en waar een diploma aan vast hangt.
Wat een student aan het einde van een mbo-opleiding moet kennen en kunnen staat in een kwalificatiedossier. Een kwalificatiedossier bevat een of meerdere kwalificaties rondom een bepaalde beroepengroep en kan tot net zo veel mbo-diploma’s leiden. Op basis van deze kwalificatiedossiers maken mbo-scholen hun onderwijsprogramma’s. Alle kwalificaties samen vormen de kwalificatiestructuur. Deze verandert vanaf 1 augustus 2016. Zie ook herziening kwalificatiestructuur. Zie voor meer begrippen op het gebied van de (herziening van de) kwalificatiestructuur de begrippenlijst van Herziening MBO.
Als meer studenten met een diploma de opleiding verlaten óf als meer studenten van het mbo doorstromen naar het hbo, hebben we het over kwalificatiewinst.
Bedrijf waarin een student de beroepspraktijkvorming volgt. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zorgt voor de regelmatige beoordeling (erkenning) van de leerbedrijven.
Een leereenheid is een op zichzelf staand en samenhangend geheel van systematisch begeleide leeractiviteiten dat deel uitmaakt van een groter geheel.
De daadwerkelijke plaats waar de beroepspraktijkvorming plaatsvindt.
Je ontwikkeling houdt niet op als je als beginnend beroepsbeoefenaar de arbeidsmarkt betreedt. Het is tegenwoordig noodzakelijk om gedurende het hele leven te blijven ontwikkelen.
Met loopbaanoriëntatie- en –begeleiding (lob) krijgen studenten meer zicht op hun kwaliteiten, mogelijkheden en drijfveren. Dit stelt hen in staat een passende opleiding te kiezen én er een succesvol vervolg aan te geven.
Marktsegmenten vormen de onderstructuur van de sectorkamers van SBB. Zo'n marktsegment kan worden ingericht rond verwante opleidingsclusters of thema’s binnen een sector. Marktsegmenten zijn paritair ingericht (onderwijs en sociale partners).
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) sluit aan op het vmbo en kwalificeert voor de arbeidsmarkt, vervolgonderwijs en goed burgerschap.
Website met onderwijsresultaten van mbo-scholen. De site brengt in beeld hoe scholen presteren op een aantal belangrijke indicatoren, zoals voortijdig schoolverlaten, diplomaresultaat en studenttevredenheid.
Opleidingen in het mbo kennen vier niveaus. De middenkaderopleiding is de vierde van de vier kwalificatieniveaus (samen met de specialistenopleiding). De opleiding leidt op tot middenkaderfunctionaris en duurt 3-4 jaar. Voor de opleiding tot middenkaderfunctionaris moet een vmbo-diploma voor de theoretische leerweg, de gemengde leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg zijn behaald. Ook met een mbo-diploma voor een basisberoepsopleiding of een overgangsbewijs van 3 naar 4 havo of vwo kan een deelnemer een middenkaderopleiding gaan volgen.
In de bedrijfstakgroep Mobiliteit Transport Logistiek en Maritiem zijn alle roc’s en vakscholen vertegenwoordigd die opleidingen aanbieden voor de volgende sectoren:
Niet-bekostigde (particuliere) scholen krijgen geen financiering van het ministerie van OCW. De niet-bekostigde scholen die diploma-erkenning hebben verkregen op grond van artikel 1.4.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs en daarbij zijn aangemeld in het crebo, mogen ook de erkende diploma’s uitreiken voor hun geregistreerde beroepsopleidingen. Deze moeten aan dezelfde eisen voldoen als bekostigde opleidingen. De Inspectie van het Onderwijs controleert de kwaliteit. De NRTO is de brancheorganisatie voor particuliere trainings- en opleidingsbureaus. Zie ook: bekostigde mbo-scholen.
De mbo-scholen bieden onderwijs aan op vier niveaus, niveau 1 tot en met 4. Op niveau 1 worden assistentopleidingen aangeboden, op niveau 2 de basisberoepsopleidingen. Een niveau 3-opleiding is een vakopleiding en een niveau 4-opleiding is een middenkaderopleiding of specialistenopleiding.
Het Nederlands kwalificatieraamwerk (NLQF) is een beschrijving van alle kwalificatieniveaus binnen Nederland met één begrippenkader. Zie ook EQF.
Nieuwkomers met een andere moedertaal kunnen Nederlands als tweede taal (NT2) leren. Voor NT2-cursussen kunnen zij terecht bij een mbo-school.
In de algemene onderwijs- en examenregeling (OER) is aangegeven onder welke voorwaarden de toetsing van een student plaatsvindt en onder welke voorwaarden de student het diploma krijgt uitgereikt.
Voor taal en rekenen geldt de zogenoemde onderhoudsplicht, dat betekent dat scholen deze vakken altijd moeten examineren, ongeacht het opleidingsniveau van de student.
Met behulp van het onderwijsnummer kan de individuele onderwijsloopbaan van studenten worden gevolgd, ook wanneer zij die tussentijds onderbreken.
Aan een inschrijving van een student ligt een onderwijsovereenkomst tussen het college van bestuur (bevoegd gezag) van een mbo-school en de student ten grondslag. De onderwijsovereenkomst regelt de rechten en verplichtingen van de school en de student. Deze hebben ze onderling afgesproken binnen de formele kaders.
Studenten hebben recht op voldoende uren onderwijs (onderwijstijd) van goede kwaliteit. De overheid heeft daarom urennormen vastgesteld. Onderwijstijd is het aantal uren dat studenten onderwijs krijgen. Zie beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg voor de onderwijstijd per leerweg.
De zestien opleidingsdomeinen bestaan uit clusters van verwante kwalificatiedossiers. Deze clustering is gebaseerd op het werkelijke switchgedrag van mbo-studenten. Mbo-studenten kunnen instromen in een opleidingsdomein in plaats van direct voor één kwalificatiedossier te kiezen.
Passend onderwijs staat voor maatwerk in het onderwijs. Voor elk kind en iedere jongere onderwijs dat aansluit bij zijn of haar mogelijkheden en talenten. Ook de kinderen met een stoornis, ernstige ziekte of handicap. Zij kunnen extra hulp krijgen op een reguliere school of op een school voor speciaal onderwijs. Om te garanderen dat alle leerlingen onderwijs krijgen dat bij hen past, wordt per 1 augustus 2014 de zorgplicht ingevoerd. Scholen en schoolbesturen worden dan verplicht te zorgen voor een passende onderwijsplek en passend onderwijs voor elke leerling.
Gevalideerde verzameling van bewijsstukken van verworven competenties op individueel niveau.
Onderwijs dat kinderen volgen vanaf het moment dat ze leerplichtig worden tot het moment dat zij de arbeidsmarkt opgaan. Het onderwijs dat zij later kunnen volgen wordt post-initieel onderwijs genoemd.
Medewerker uit het bedrijf waar de student zijn beroepspraktijkvorming loopt die de student begeleidt en beoordeelt.
Deze overeenkomst bevat de afspraken over de stage zoals deze vastgelegd zijn tussen student, school en leerbedrijf. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om afspraken over de begeleiding en beoordeling.
Een kwalificerende beoordeling in een realistische context (authentiek of simulatie) waarbij de deelnemer kan aantonen dat hij kerntaken met bijbehorende werkprocessen op het vereiste beheersingsniveau (beginnend beroepsbeoefenaar), in samenhang en op de juiste wijze uitvoert. Kenmerkend is het geïntegreerd beoordelen van kennis, houding en vaardigheden (competentiegericht).
De MBO Raad en de onderwijsvakorganisaties zijn een Professioneel Statuut overeengekomen. Het statuut richt zich op de permanente verbetering van de professionaliteit van het personeel in de mbo-sector. Daarnaast wordt de betrokkenheid van docenten bij het beleid in de school versterkt door een aantal extra advies- en instemmingsbevoegdheden toe te kennen aan de ondernemingsraad. Deze betrokkenheid wordt extra geborgd door afspraken binnen de scholen over het werkoverleg. Met het Professioneel Statuut worden ook de afspraken uit het Convenant Aktieplan Leerkracht geconcretiseerd om de professionele ruimte van de docent te waarborgen.
Onderdeel van de herziene kwalificatiedossiers (vanaf 1 augustus 2016). Deel van het kwalificatiedossier waarin de specifieke onderdelen van een kwalificatie, die niet gelden voor alle kwalificaties in het kwalificatiedossier, beschreven staan. Het profiel bestaat uit beroepsgerichte taken.
Met zogenaamde referentieniveaus worden voor alle onderwijsniveaus de eisen voor taal en rekenen vastgesteld. Op vier momenten in de schoolloopbaan van leerlingen zijn referentiebeschrijvingen opgesteld. Voor elk moment is een fundamenteel niveau geformuleerd (F dat haalbaar wordt geacht voor het merendeel van de leerlingen) en een streefniveau (S dat gericht is op de leerlingen/studenten die meer aankunnen).
Een regionaal opleidingencentrum (roc) is een school die middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie verzorgt.
De raad van toezicht (rvt) is verbonden aan een mbo-school en houdt toezicht op het beleid van het college van bestuur van de school. Daarnaast wordt het college van bestuur met raad ter zijde gestaan.
In de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) zorgen mbo-scholen en het bedrijfsleven samen voor de optimale aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. SBB verricht de volgende wettelijke taken: erkennen en begeleiden van leerbedrijven, onderhouden van de kwalificatiestructuur, verzorgen van informatie over de arbeidsmarkt, beroepspraktijkvorming (stages en leerbanen) en de doelmatigheid van het opleidingsaanbod.
In de sectorkamers bij SBB bespreken onderwijs en sociale partners in paritair verband de sectorale (aansluitings)vraagstukken voor kwalificeren en examineren, beroepspraktijkvorming en doelmatigheid. Deze sectorkamers zijn in de plaats gekomen van de paritaire commissies van de kenniscentra. Er is een directe verbinding tussen de sectorkamers van SBB en de bedrijfstakgroepen van de MBO Raad.
Opleidingen in het mbo kennen vier niveaus. De specialistenopleiding is de vierde van de vier kwalificatieniveaus (samen met de middenkaderopleiding). Om een specialistenopleiding te kunnen volgen, moet met goed gevolg een vakopleiding (niveau 3, 2-4 jaar) zijn gevolgd. De specialistenopleiding duurt dan nog 1 jaar.
Zie beroepspraktijkvorming (bpv).
Je bent een starter als je als jongere, aansluitend op het voortgezet onderwijs, een diplomagerichte beroepsopleiding in het middelbaar of hoger beroepsonderwijs volgt, of een wetenschappelijke opleiding aan een universiteit.
Het minimale niveau dat nodig is om voldoende toegerust de arbeidsmarkt te betreden en om zich gedurende de beroepsloopbaan verder te kunnen ontwikkelen. Dit niveau komt overeen met het niveau van degenen die een basisberoepsopleiding (niveau 2) hebben gevolgd bij een mbo-school.
Europees project over het voorkomen van voortijdig schoolverlaten.
In de bedrijfstakgroep Specialistisch Vakmanschap zijn alle roc’s en vakscholen vertegenwoordigd die opleidingen aanbieden voor de volgende kwalificatiedossiers:
De bedrijfstakgroep Techniek en Gebouwde Omgeving (TGO) vertegenwoordigt opleidingen op het gebied van bouw, techniek, metaal, elektra en hout.
Met de invoering van het toelatingsrecht (Wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo) per 1 augustus 2017 heeft iedere mbo-student die zich uiterlijk op 1 april aanmeldt voor één of meer beroepsopleidingen het recht toegelaten te worden tot de opleiding van zijn of haar eerste voorkeur.
Document waarin de Inspectie van het Onderwijs aangeeft hoe zij toezicht houdt op de kwaliteit van het onderwijs en de examinering, welke kwaliteitseisen zij daaraan stelt en hoe zij op basis daarvan tot een oordeel komt.
De opleiding van een vakcollege is een leerroute binnen het vmbo en mbo, waarbij een student in zes jaar een diploma op mbo-niveau 2 behaalt. De student wordt opgeleid tot vakman of vakvrouw met een stevig accent op de praktijk en een nauwe verbinding met het bedrijfsleven.
Opleidingen in het mbo kennen vier niveaus. De vakopleiding is de derde van de vier kwalificatieniveaus. De opleiding leidt op tot zelfstandig beroepsbeoefenaar en duurt 2-4 jaar. Voor de opleiding moet een diploma voor de theoretische leerweg, de gemengde leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg of soms de basisberoepsgerichte leerweg zijn behaald. Ook is het mogelijk de opleiding te doen als een mbo-diploma op niveau 2 (basisberoepsbeoefenaar) succesvol is afgerond of als men een overgangsbewijs heeft van 3 naar 4 havo of vwo.
Vakscholen richten zich op het opleidingenaanbod voor één specifiek beroepenveld binnen één sector uit het middelbaar beroepsonderwijs zoals de scheepvaart en transport, de grafische- en designsector of de voedingsindustrie.
In het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo) kan iedereen vanaf achttien jaar alsnog een diploma van het voortgezet onderwijs halen.
Vocational Education and Training (VET) is een veelgebruikte benaming in Europa voor het beroepsonderwijs.
De bedrijfstakgroep Voedsel, Groen en Gastvrijheid (VGG) vertegenwoordigt de mbo-scholen die opleidingen aanbieden voor beroepen uit de groene sector, gastvrijheidssector, schoonmaak en glazenwassen, kappers en de bekostigde opleidingen van SVO.
Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) sluit aan op de basisschool en biedt leerlingen algemeen onderwijs met een praktijkcomponent. Jongeren met een vmbo-diploma kadergerichte of theoretische leerweg kunnen instromen in niveau 2, 3 of 4 van het mbo. Op het mbo halen studenten een kwalifictie voor de arbeidsmarkt.
Een voortijdig schoolverlater (vsv'er) is iemand jonger dan 23 jaar zonder een havo-, vwo- of mbo-niveau 2/3/4 diploma (zie ook startkwalificatie).
De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) regelt het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.
Wet op het onderwijstoezicht (WOT).
In een Zorgadviesteam (ZAT), ook wel Zorg- en adviesteam, werken diverse zorgverleners in en om de school samen om te zorgen dat elke jongere een diploma haalt.
De bedrijfstakgroep Zakelijke Dienstverlening en Veiligheid (ZDV) vertegenwoordigt alle roc's die opleidingen aanbieden in de onderwijsclusters:
De bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport (ZWS) vertegenwoordigt alle roc's die opleidingen aanbieden in de onderwijsclusters zorg, welzijn, sport en bewegen en assisterende gezondheidszorg.