Diplomademocratie
Dat het mbo voor ‘Den Haag’ lange tijd een blinde vlek was, komt volgens Kauthar Bouchallikht mede door de focus op de doorstroom naar het hbo en wo. “Jarenlang is, vanuit een kennisinhoudelijke agenda, ingezet op ‘hoe hoger hoe beter’. De rest werd gezien als lager, dus minder, onder het mom van ‘wat jij doet, is niet goed genoeg.’ Oog voor de intrinsieke waarde van mbo’ers en het mbo in het algemeen was er nauwelijks. Dit mogen we ons als beleidsmakers aanrekenen. Gelijkwaardigheid in de politiek én de samenleving moeten hand in hand gaan.” “De bestuurscultuur in Nederland is de laatste vijftig jaar academischer geworden,” vult Adnan Tekin aan. “We leven in een diplomademocratie. Je kunt je afvragen waarom iedereen in de Tweede Kamer universitair geschoold zou moeten zijn. Van links tot rechts kiezen partijen voor kandidaten met eenzelfde profiel. Hoe je ook denkt over de volksvertegenwoordiging als afspiegeling van de samenleving; bij een onevenredige representatie komen gelijkwaardigheid en waardering in het geding. Het effect van het verdwijnen van mbo’ers uit de Tweede Kamer echoot door in de rest van de samenleving. Partijen staan minder met de voeten in de klei, waardoor meer groepen afstand tot de politiek ervaren. De kunst is om het vertrouwen bij mensen die zich onvoldoende gerepresenteerd voelen door de politiek, onder wie de mbo-studenten, weer terug te winnen.”