Tegelijk met de Jaarconferentie van het Techniekpact waar Thea Koster werd voorgesteld, kwam de techniekmonitor 2019 naar buiten. Daarin staat te lezen dat slechts 6% van de vrouwen werkzaam is in de techniek. Dat lijkt op het eerste gezicht niet veel. “Ja, dat is heel erg jammer”, reageert Christien de Graaff. “Ten eerste omdat meisjes zichzelf een heel mooie wereld vol innovatie en nieuwe ideeën onthouden. Maar alle vacatures die er zijn en die nog zullen ontstaan vullen we ook niet alleen met jongens en mannen in: meisjes en vrouwen zijn hard nodig.” Thea Koster reageert: “6% lijkt inderdaad niet veel en dat cijfer mag zeker omhoog. Maar ik wil wel twee kanttekeningen maken. Er is sprake van een stijging van 24 procent ten opzichte van vorig jaar. En als je inzoomt op dat cijfer zie je dat het alleen de harde bètatechniek betreft. Het begrip techniek mag wat mij betreft veel breder. Juist meisjes kiezen voor een beroep op het snijvlak tussen techniek en een andere sector. Zorg kan bijvoorbeeld niet meer zonder domotica. En ook de creatieve vakken zijn ondenkbaar zonder programmeren.”
Vroeg beginnen en meer rolmodellen
Beiden zijn het eens over de oplossingsrichtingen om meer vrouwen te interesseren voor techniek: meer rolmodellen voor meisjes en meer aandacht in het primair en voortgezet onderwijs. Koster: “Ik vind echt dat techniek een belangrijk onderdeel moet zijn van het primaire onderwijs, net zo belangrijk als rekenen en taal. Maar bredere aandacht is nodig. Van ouders bijvoorbeeld. Door rolmodellen in te zetten en het eerlijke verhaal te vertellen. Beloning en baankansen zijn gewoon heel erg goed.” De Graaff is het eens: “Het is (te) laat als je aan het eind van de vmbo-opleiding pas in contact komt met techniek. Het is belangrijk dat meisjes ook praktisch kennismaken met, en dingen doen in de interessante wereld van de techniek. Dat laatste geldt natuurlijk in algemene zin en niet alleen voor meisjes: kinderen en jongeren moet je vroeg bereiken en enthousiasmeren. Maar voor meisjes specifiek geldt dat er te weinig rolmodellen zijn. Welk beeld van techniek zet je neer en roep je op, is het programma interessant voor meisjes en vrouwen, is de omgeving ook vriendelijk voor meisjes? Al die vragen moet je blijven stellen totdat het vanzelfsprekend is dat vrouwen in de techniek werkzaam zijn. Onze ervaring als Alfa-college is dat het helpt om steeds door die diversiteitsbril te blijven kijken en beeld en beleid daarop aan te passen. Wij zetten nu studentes die een techniekopleiding doen in op open dagen, we hebben meer studentes opgenomen in ons beeldmateriaal en studentes die techniek doen brengen we actief met elkaar in contact.”
Rol van het mbo
Vroeg beginnen met het wekken van de interesse van jongeren, meisjes én jongens, en werken aan de beeldvorming is dus het devies. Maar hoe zit het dan met de rol van het mbo? De Graaff: ‘Als mbo-scholen zijn we al heel sterk in de samenwerking met het bedrijfsleven op alle gebieden, maar zeker ook op dit gebied. Dat blijkt uit allerlei onderzoeken en de MBO Raad draagt dit permanent uit. Daar mogen we trots op zijn.” Thea Koster vult aan: “We moeten blijven laten zien dat ons beroepsonderwijs de basis is van werkgelegenheid, daar kunnen we niet zonder. Volgens mij moet het doel van het mbo daarnaast niet zijn om iedereen te laten doorstromen naar het hbo. Maatschappelijke uitdagingen als de energietransitie vereisen wel dat we om-, bij- en nascholing blijven stimuleren. Veel installateurs moeten bijvoorbeeld omscholen zodat ze overweg kunnen met warmtepompen en waterstof. Dat kan allemaal binnen het mbo.” De Graaff is het eens, maar waarschuwt ook voor doorschietende doelmatigheid. “Ook mbo’ers hebben het recht zich optimaal te ontwikkelen. Anders krijg je een valse tegenstelling: alsof op het hbo en wo jongeren zichzelf mogen ontplooien en ze op het mbo alleen worden opgeleid voor een baan. Daarom vind ik de drievoudige kwalificatie ook zo belangrijk, dat is de kern en de kracht van het mbo.”
Rode draad naar Den Haag
Tot slot het Techniekpact. Wat is de meerwaarde daarvan? De Graaff: ‘Volgens mij is het techniekpact agendasettend geweest. Wat ik een mooie gedachte vind: we zijn het samen. Het is ons samen gelukt om sectoren en partijen regionaal te verbinden. Het Alfa-College is bijvoorbeeld partij in Gas 2.0 waarin we samen met de hele regio de energietransitie oppakken.” Thea Koster is het wederom roerend eens. “Het is aanjager Doekle Terpstra goed gelukt om blijvend aandacht te vragen voor het belang van techniek. Dat heeft geleid tot regionale agenda’s en veel geslaagde experimenten in al die regio’s. Maar nu is het tijd om de successen te inventariseren, de rode draad te vinden en die in Den Haag onder de aandacht brengen. Wat mij betreft kijken we dan ook naar grote systeemveranderingen. Aandacht voor techniek inbakken in het primair en voortgezet onderwijs bijvoorbeeld en ruimte maken voor individuele scholingsbudgetten. Die systeemveranderingen krijg je niet alleen met mooie experimenten in de regio’s voor elkaar. Dat moet structureel en op landelijke schaal. Daar ga ik me in mijn nieuwe functie zeker sterk voor maken.”