Adnan Tekin en Lodewijk Asscher over het mbo

02 juni 2023 12:00

Sinds hij de landelijke politiek vaarwel zei lijkt de naam van Lodewijk Asscher onlosmakelijk verbonden met voorzittersfuncties bij stuurgroepen, taskforces en programmaraden. Opvallend vaak is daarbij sprake van een directe link met onderwijs, het mbo in het bijzonder. MBO Raad voorzitter Adnan Tekin toog naar Asscher om hem te vragen naar zijn ideeën over gelijke kansen, het failliet van het STAP-budget, de publieke functie van het mbo en zijn passie voor de ‘verfrissende’ mbo-wereld. “In het mbo gaat het over écht leren, échte banen.”

Politiek gepokt en gemazeld, sociabel en het oog altijd gericht op de medemens; maatschappelijke betrokkenheid loopt als een rode draad door het leven van Lodewijk Asscher. Tijdens zijn bestuurdersjaren in Amsterdam en later in Den Haag kreeg hij simpelweg de kans niet om zich bewust in ‘de thema’s die ertoe doen’ vast te bijten. Nu wél, en dat stemt hem blij. “Na mijn politieke werk heb ik er bewust voor gekozen om me bezig te houden met klussen waar ik iets van leer en waarbij ik het gevoel heb dat ik kan helpen. Dat ik veel onderwijswerk oppak, is geen toeval. Het onderwijs heeft nu eenmaal mijn hart.”

Het fijne aan zijn huidige activiteiten, volgens Lodewijk Asscher, is dat hij zich het perspectief van een private partij, onderwijsinstelling of regio tot de zijne kan maken. “Dan ontstaan nieuwe mogelijkheden. Ook krijg ik de kans om dieper op de materie in te gaan. Toen ik begon als voorzitter van de Taskforce Macrodoelmatigheid in aanloop naar het advies Kansrijk Opleiden spraken we af om de eerste twee maanden met een ‘waslijst aan instellingen’ te praten. Halverwege die gesprekkencyclus voelde ik me een rijker mens. Het verfrissende van het mbo en de mbo-wereld, los van het onderwijs, is dat er een sfeertje hangt van ‘cut the crap’. Het gaat over écht leren, échte banen. Dat heeft iets ‘lekkers’. Ik heb grote, abstracte debatten mogen voeren. Die waren belangrijk, maar ik geniet er nu van om die verhalen, dat brede plaatje, heel praktisch te combineren met wat er morgen moet gebeuren.”

Adnan Tekin: “Je noemde net al even de Taskforce Macrodoelmatigheid. Hoe kijk je terug op dat traject?”

“Het was geweldig en fantastisch om te doen. Een cadeau, omdat het extreem relevant is om jongeren via een kansrijke opleiding voor te bereiden op duurzame bestaanszekerheid. Op hoe ze hun leven willen leiden. En zo kansrijk kunnen zijn voor de samenleving. Daarom kozen we ook bewust niet voor een economische insteek. Door mijn werk voor de taskforce kreeg ik een soort kleurenfoto van wat er écht aan de hand is op onze arbeidsmarkt en hoe zich dit verhoudt tot wat het mbo doet. In mijn tijd als minister van SZW kwamen er maandelijks 30 duizend werklozen bij, nu hebben we bij wijze van spreken maandelijks hetzelfde aantal mensen nodig. Onze economie verandert razendsnel. Ontwikkelingen als ChatGPT en de energietransitie raken beroepen in het hart en vormen een extra stok achter de deur om vaart te maken met kansrijk opleiden. En breder, met LLO (Leven Lang Ontwikkelen, red.).”

“Persoonlijk vind ik de recente afschaffing van het STAP-budget een bedreiging op LLO-gebied, omdat hiermee de opstap naar individuele leerrechten wegvalt. Hoe sta jij in deze discussie?”

“Het gaat hier niet over koekjes, maar over mensen en hoe je als samenleving je publieke middelen inzet. Willen we in Nederland ook straks ons brood verdienen en voor welvaart zorgen, dan hebben we daar de beroepsbevolking van de toekomst bij nodig. Durf je daar als samenleving niet voor te gaan, dan vergroot je de ongelijkheid. Het stelt mensen die het toch al goed hebben in staat om zich verder bij te scholen en het gros van de mensen niet. Persoonlijk vind ik de publiek-gefinancierde infrastructuur een parel. Zeker het mbo met zijn directe aansluiting op de werkpraktijk dat alleen daarom al de publieke opdracht voor LLO moet krijgen. Dit is niet zielig voor al die commerciële marktpartijen, want de vraag overtreft ruimschoots het aanbod. Toch vind ik het jammer dat het STAP-budget verdwijnt, omdat je hierin als samenleving juist moet investeren. De grootste weeffout volgens mij is dat individuele leerrechten klinken als iets verhandelbaars. Ik vind dat ieder individu ‘recht om te leren’ moet hebben. Bouw daar een publieke infrastructuur omheen waar je in elke fase van je leven terechtkan met de waarborgen die daarbij horen.”

“Voor mij voelt het alsof we met de afschaffing van het STAP-budget terug bij af zijn ...”

“Positief aan ‘STAP’ was de serieuze overheidsinvestering om niet alleen te sturen op hoger opgeleiden die toch wel voor zichzelf kunnen zorgen, maar op middelbaar opgeleiden. Wat ook lukte, als je kijkt naar het mbo-aanmeldpercentage van ruim 50%. Tegelijkertijd vond ik ‘de biedt maar aan’-gedachte raar. Had de overheid gezegd: met dit budget kun je naar een ROC in plaats van naar een nagelstudio: wat was er dan misgegaan? Helemaal niets. Sterker nog: het had mbo’ers geholpen zich meer in te stellen op de LLO-gedachte, om die verandering richting die leven-lang-ontwikkeling te stimuleren. In krimpregio’s had je scholen niet hoeven sluiten, maar was er juist een relatie ontstaan tussen aanvragers en aanbieders van bijscholing in het publieke domein.”

“Je verwijst in ons gesprek een paar keer naar de ‘rol en het belang van het publieke domein’. Wat is hierin de plek van het mbo?”

“Ruim 10 jaar geleden werd me, als onderwijswethouder, gevraagd wat ik zou doen als ik onderwijsminister voor één dag was. Mijn antwoord luidde toen: gooi mbo-scholen 24 uur per dag 52 weken per jaar open. In vergelijking met toen is de publieke ruimte alleen maar verder vercommercialiseerd, terwijl publiek bekostigde instellingen alle ruimte hebben om hierin hun rol te pakken. Bibliotheken zijn bezig aan een revival, maar scholen zijn vaak minstens zo gave plekken. Organiseer je hier workshops en bedrijfscursussen, dan verlaag je de drempel richting onderwijs, ontstaan nieuwe synergiën en verrijk je de samenleving. Het mbo is hier perfect voor geoutilleerd, gewend als het is om vanuit een regionale binding nauw met bedrijven samen te werken. Andersom kun je werkgevers vragen om hun bedrijf in te richten als leerplek voor werknemers en belangstellenden van buiten, met gebruikmaking van materialen en dure machines die scholen zelf vaak niet hebben. Zo’n aanpak helpt ook bij een mentaliteitsverandering van ‘ik had een hekel aan school, nu moet ik wéér’ naar ‘je leert op je werk en je werkt bij het leren’.“

“Mbo-scholen zijn gewend om met het regionale bedrijfsleven samen te werken. Hoe verhoudt deze regionale invulling zich tot de landelijke kaders die jij mee helpt te formuleren?”

“Arbeidsmarkten zijn per definitie regionaal. Er zijn maar weinig mensen die voor een specifiek beroep van Groningen naar Maastricht verhuizen. In de regio wonen, leren en werken mensen, dus maak je daar slimme afspraken. Over de totstandkoming van de energietransitie bijvoorbeeld, de aanpak van het lerarentekort of de reactie op het verdwijnen van administratieve functies. Waarbij iedereen geld in een potje stort en onderling wordt afgesproken wie welke opleiding aanbiedt. Sterk aan deze decentrale aanpak is dat het tot weinig weerstand leidt. Met je landelijke agenda maak je een programma op basis van landelijke trends, waar je iets op verzint en vervolgens de regio’s in positie brengt om dat te doen. Ook typisch aan landelijke kaders is dat je inzoomt op de (ergere) tekorten in de vitale sectoren, op de aansluiting met het VO en op de juiste dingen nu doen om te anticiperen op de ontwikkelingen van morgen, zoals de inzet van AI en ChatGPT.”

“Daarover gesproken: hoe kijk jij als voorzitter van de stuurgroep Npuls naar deze en andere digitale ontwikkelingen?”

“Uit het Nationaal Groeifonds is een substantieel geldbedrag beschikbaar gekomen, waarvan een deel is bedoeld voor het bouwen van een gemeenschappelijke IT-infrastructuur voor mbo, hbo en wo. De grootste waarde van het programma schuilt volgens mij in het feit dat het helpt om het onderwijs in de drie onderwijssectoren te veranderen. Wat dus iets wezenlijk anders is dan een ICT-project. Vooraf mogen bedenken hoe digitalisering moet bijdragen aan meer kansengelijkheid maakt het programma interessant en leuk om aan mee te helpen. Ook is het fantastisch om ‘centers voor teaching en learning’ op te zetten en andere leermiddelen te ontwikkelen.”

“Tot slot: een van mijn urgentste opdrachten als voorzitter van de MBO Raad vind ik het beter over het voetlicht brengen van de maatschappelijke relevantie van het mbo om als sector op ‘poleposition’ te komen en te blijven. Wat is volgens jou nodig om dat

“Ik zou meer inzetten op de combinatie van ‘LLO en de regio’. Het onderling uitwisselen van opleidingen moet aanstekelijk, haast ‘besmettelijk’ zijn. De kwaliteit kan stukken omhoog als je afspreekt wie wat doet en wat je als mbo-school ‘geeft en krijgt’. De vraag naar jongeren, dus naar onderwijs is vele malen groter dan het aanbod. Het gaat er dan ook niet om of je genoeg studenten hebt, maar de juiste studenten. We moeten ervoor waken dat mbo-scholen gaan concurreren en de boel consolideren, zodat iedereen die in de ‘verkeerde regio’ woont alleen nog maar online les krijgt. Onze beroepsbevolking moet permanent worden geschoold willen we als Nederland ons welvaartsniveau houden. De markt gaat dat echt niet doen. Zo ja, dan heeft het mbo een probleem. Zeg daarom als samenleving: wij hebben en betalen de infrastructuur, laat het bedrijfsleven en de overheid er wat bij leggen en zet het publieke onderwijs op poleposition; het mbo in het bijzonder.“