Interview Zihni Özdil

17 maart 2023 12:00

Het mbo blijft de hoeksteen van de samenleving. Dat bepleit Zihni Özdil (41), bekend opiniemaker, columnist bij Elsevier Weekblad en als docent-onderzoeker verbonden aan de Hogeschool Rotterdam. Volgens Özdil is het tijd voor een revolte van het beroepsonderwijs: ‘In geen enkel ander land wordt beroepstalent laagopgeleid genoemd.'

portretfoto zihni Özdil

Een brede glimlach verschijnt op Özdils gezicht, als hij midden in de hal van het Technova College in Ede, een gesprek aanknoopt met drie studenten. ‘Jullie doen een mooie en belangrijke opleiding, weten jullie dat?’, vraagt hij de jongeren. Het groepje -twee verpleegkundestudenten en een student office management -, staat er wat verlegen bij. Özdil knikt ze bemoedigend toe: ‘Nederland heeft jullie keihard nodig. Het wordt tijd dat ook de samenleving zich dat gaat realiseren.’

Werkbezoeken

Na zijn ontmoeting met de studenten slaakt Özdil een zucht. ‘Ik heb dit soort gesprekken enorm gemist. In mijn tijd als Kamerlid bij GroenLinks bezocht ik veel scholen, ook omdat ik de portefeuille onderwijs had.’ Dat soort bezoeken waren echt het hoogtepunt van zijn week, bekent hij: ‘Lekker in gesprek met normale docenten en studenten. In die periode ben ik het beroepsonderwijs ook echt gaan waarderen.’

Blinde vlek

Dat laatste noemt hij achteraf bijzonder. Özdil, opgegroeid in de Rotterdamse wijk Lombardijen, woonde vroeger met zijn familie in een sociale huurwoning tussen de arbeiders. Binding met vakmensen zou dus een vanzelfsprekendheid moeten zijn, maar dat is het lang niet geweest. ‘Na de basisschool ging ik naar het Erasmiaans Gymnasium, de beste middelbare school van Rotterdam. Vervolgens studeerde ik Geschiedenis aan de Erasmus Universiteit en ging ik op uitwisseling naar de Verenigde Staten. Kortom; ik trok op met een andere sociale klasse, waardoor zelfs ik een blinde vlek kreeg voor het beroepsonderwijs.’

Titel voor mbo’ers

In zijn tijd als Kamerlid begon Özdil zich te realiseren dat Nederland vakmensen meer zou kunnen waarderen. Daarom nam hij in oktober 2018 het initiatief om afgestudeerde mbo’ers een titel te geven, zoals dat ook gebeurt met studenten in het hbo- en wetenschappelijk onderwijs. Zijn actie zorgde er mede voor dat mbo’ers zich sinds het studiejaar 2020-2021 officieel studenten mogen noemen. ‘Symbolen zijn ontzettend belangrijk voor erkenning en waardering. Het is makkelijk om alleen maar complimentjes te geven zonder dat je daar concrete acties aan verbindt’, aldus Ozdil.

Hoe kijk je momenteel aan tegen het middelbaar beroepsonderwijs?

‘Je ziet dat de samenleving het mbo steeds meer waardeert. Dat is natuurlijk goed, maar wat mij nog altijd verbaast is dat er Nederlanders zijn die mensen met een beroepsopleiding laagopgeleid noemen. Dat is werkelijk een schande! Er is geen enkel ander land waar dat gebeurt. In Duitsland en Oostenrijk word je wanneer je twaalf jaar een vak uitoefent professor genoemd. We hebben een grote blinde vlek als het om het beroepsonderwijs gaat.’

Je schreef in november 2022 een column voor Elsevier Weekblad waarin je bepleitte dat het afgelopen moet zijn met het maatschappelijke dedain over mbo’ers. Waarom?

‘Omdat ik merk dat Nederlanders niet altijd inzien dat mbo’ers cruciaal zijn voor onze samenleving. Dit terwijl we misschien wel het beste beroepsonderwijs van de wereld hebben. Zo was ik een paar jaar geleden aanwezig bij de World Skills wedstrijden. Daar werd een ongelofelijk hoog niveau gehaald door onze jongens en meiden! Toen realiseerde ik mij; een kapster of timmerman is net zo intellectueel als een professor’

Je zat een tijdje namens GroenLinks in de Tweede Kamer. Had je toen zelf een goed beeld wat er in de samenleving leefde en hoe het mbo-onderwijs eruit zag?

‘Nee, totaal niet. Pas toen ik op werkbezoeken ging en met mbo’ers sprak kreeg ik een beeld van de opleidingen. Dat vond ik ook het leukste om te doen als Kamerlid. Al gauw merkte ik dat we vakmensen nog meer konden waarderen dan we al deden. Dat begint ook bij de mindset op scholen. Er zijn nog altijd leraren die zeggen; je bent slechts een mbo’er als je iets van ambitie laat zien tijdens je opleiding. Daarmee demotiveren ze de student in kwestie, en dat is toch te zot voor woorden? Weinig parlementariërs hebben een mbo-achtergrond, dus die weten helemaal niet hoe kleinerend zo’n opmerking is voor een student.’

Stel dat je minister van onderwijs zou zijn, wat zou je dan doen voor het beroepsonderwijs?

‘Ik zou jongeren vooral willen motiveren om te excelleren in waar hun talenten liggen. Ik kan toevallig goed studeren, maar heb twee linkerhanden. Het gaat erom dat we de kwaliteiten van mbo’ers daadwerkelijk gaan erkennen. Minister Dijkgraaf doet hard zijn best met zijn idee van een onderwijswaaier in plaats van een ladder, maar ministers zeggen al tientallen jaren dat het beroepsonderwijs belangrijk is. Het gaat om concrete acties en die zie ik nog te weinig.’

Aan wat voor acties denk je dan?

‘Het gaat erom dat we het beroepsonderwijs weer op nummer 1 zetten. Door de oorlog in Oekraïne en de gespannen situatie met China zal een deel van onze productieketen weer dichter bij huis moeten worden georganiseerd. Zonder vakmensen is dat een kansloze missie en door het tekort aan vakmensen dreigt een enorme economische catastrofe voor ons land. Als we op deze voet verder gaan, verandert ons land in een soort ‘transport hub’, zonder dat we zelfstandig nog iets kunnen produceren. Kortom; ik pleit voor een revolte van de beroepskrachten. Betere lonen, gezonde werkomstandigheden en kinderen al op jonge leeftijd motiveren om te kiezen voor het mbo. Want met deze arbeidsmarkt heb je serieus gouden kansen.’

Je werkt nu intensief aan het Rotterdamse project ‘EMI op Zuid’, geïnitieerd door de Hogeschool Rotterdam, waarbij onderwijs en onderzoek wordt verbonden aan maatschappelijke vraagstukken in Rotterdam-Zuid. Kom je daar veel in aanraking met mbo’ers?

‘Absoluut! Het is een voorbeeld van hoe het onderwijs een centrale rol kan spelen in een bredere samenwerkingsketen. De Hogeschool Rotterdam en partners in de regio maken van Rotterdam-Zuid een betere wijk. Daarbij fungeren hbo-studenten soms als mentor voor mbo-studenten die willen doorstuderen. Of ze werken samen aan projecten om de leefbaarheid te vergroten. Voor mij is het extra speciaal omdat ik zelf ben opgegroeid ‘op Zuid’. Hier tref ik regelmatig jongeren in een kwetsbare positie van wie ik hoop dat ze in het beroepsonderwijs de kans krijgen om zichzelf te ontwikkelen tot evenwichtige volwassenen’.