Kruimelpad
‘Meegaan in het kennisintensiever maken van Nederland’
07 november 2023 12:00Wat is het maatschappelijk belang van gedegen onderzoek in en aan het mbo? Drie experts vertellen welke rol zij zien weggelegd voor praktijkonderzoek in de samenleving. Aan het woord zijn Daan Andriessen, lector onderzoekend vermogen aan Hogeschool Utrecht, Ada ter Maten, hogeschooldocent en practor bij ROC Albeda in Rotterdam en Johannes van der Vos, Senior Program Manager Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA.
Waarom is praktijkonderzoek juist in het mbo zo belangrijk? Wat als dit praktijkonderzoek niet zou worden gedaan?
Van der Vos: “Als het onderzoek in en vanuit het mbo niet wordt gedaan maken we de “kennisketen” (of kenniswaaier) niet af. Onderzoek van practoren heeft een eigen vakgericht karakter dat complementair is aan het onderzoek van hogescholen, TNO en universiteiten. Ontwikkelen we vakgericht onderzoek in het mbo niet, dan gaan we suboptimaal om met de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan.”
Dat ziet ook Andriessen: “Het practoraat is een plek waar concrete oplossingen en hulpmiddelen worden ontworpen voor toepassing in bedrijven, instellingen en het onderwijs; een plek waar docenten en mensen uit de beroepspraktijk samen leren. Dit kan een impuls geven aan de noodzakelijke vernieuwing en up-to-date houden van het onderwijs en aan innovatie in de regio.”
Ter Maten voegt hier nog het belang van een kritische en geïnformeerde mbo-student aan toe: “Het is belangrijk dat we studenten bij het praktijkonderzoek betrekken om hun te leren hoe je methodisch tot inzichten over en voor de praktijk kan komen. Praktijkonderzoek biedt kansen om mbo-studenten op vakinhoudelijke thema’s te inspireren. Wanneer zij zich eigenaar voelen van de kennis die nodig is om het werk zo goed mogelijk te doen, versterkt dit hun professionele ontwikkeling.”
Waarom is het van belang dat het mbo in staat wordt gesteld om, gelijkwaardig aan het ho en wo, het onderwijs (en daarmee dus onderzoek) proactief te ontwikkelen?
Andriessen: “De toenemende samenhang en complexiteit van de maatschappelijke problemen vereisen eenzelfde vermogen tot vernieuwen in alle lagen van het onderwijs. Zo zie je dat de komst van lectoren in het hbo een enorme impuls heeft gegeven aan de kwaliteit van het onderwijs, de docenten en het zelfvertrouwen van de sector. Ik verwacht een vergelijkbaar effect in het mbo.”
Van der Vos wijst hierbij op de unieke positie van mbo in de samenleving: “De vanzelfsprekende verbinding met het bedrijfsleven en de hands on mentaliteit en cultuur van mbo-studenten zijn grote troeven. Door dat sterker te verbinden met kennis- en reflectievaardigheden ontstaat grote meerwaarde voor studenten, docenten, practoren en daarmee voor de samenleving.”
Een belang voor de sector, maar ook voor de samenleving als geheel, ziet ook Ter Maten: “Werken aan de innovatiekracht van toekomstige professionals door het kunnen uitvoeren van praktijkonderzoek is belangrijk voor allen, ongeacht het opleidingsniveau.”
De MBO Raad pleit ervoor dat het mbo de mogelijkheid (in wet- en regelgeving en financiën) krijgt om te bouwen aan een onderzoeksinfrastructuur. Een goed plan?
Ter Maten: “Ik ben groot voorstander van dit plan, omdat er op onderzoeksgebied nog veel te doen is in het mbo. Praktijkonderzoek moet naast onderwijs een wettelijke opdracht worden. Dit impliceert dat onderzoekersfuncties een plek krijgen in het functiegebouw van de scholen, met de bijbehorende adequate salarisinschaling. Practoraten kunnen het beste worden gepositioneerd bij de colleges van de roc’s, zodat de scope van een practoraat niet te breed wordt. De practoraten kunnen op deze manier hun schakelfunctie tussen onderwijs en werkveld vervullen.”
Van der Vos ziet ook brood in het plan, maar plaatst een duidelijke kanttekening: “Voorwaarde is dat er voor een duidelijke positionering wordt gekozen. Het heeft geen zin om een afgezwakte (praktijkgerichte onderzoeks-) hbo-positie te kiezen. Het vakgerichte karakter van het mbo en de verbinding met de beroepspraktijk die daarbij hoort zijn de basis voor het onderzoek van practoren, docenten en studenten. De onderzoeksinfrastructuur van het mbo komt dan voort uit de combinatie van de eigen positie en samenwerking. De CIVs en practoraten zijn daarbij de eerste bouwstenen waarmee gewerkt kan worden aan thematische profilering in de regio en doorontwikkeling van het onderwijs.”
We hebben collectief baat bij een eigen onderzoeksinfrastructuur voor het mbo, besluit Andriessen: “Bij veel maatschappelijke vraagstukken is het mbo een belangrijke speler. Meegaan met hbo en wo in het kennisintensiever maken van Nederland is van groot belang. Dit betekent bijvoorbeeld concreet dat het mbo wordt geaccepteerd als kennisinstelling bij het aanvragen van onderzoekssubsidies.”