De mbo-sector leidt op voor: burgerschapscompetenties, beroep, leven lang leren en het in de hand hebben van de eigen loopbaan.

Een doorstarter heeft werk en wil, met het oog op de toekomst, zich verder op-, bij- of omscholen, al dan niet met steun van de werkgever. Doorleren kan op veel manieren: via een hoger diploma, via één of meerdere certificaten, of via non-formele of informele scholing.

Wettelijk vastgestelde vormgeving van het mbo-diploma zoals beschreven in de “Regeling modellen voor mbo-diploma, mbo-certificaat en mbo-verklaring”.

Wettelijk erkend document dat aantoont en vastlegt dat de eigenaar een omschreven kwalificatie voldoende beheerst.

Het beleid van de overheid is erop gericht scholen een grotere beleidsvrijheid te geven in samenhang met minder regelgeving (deregulering). Scholen leggen verantwoording af over de besteding van overheidsgelden en de kwaliteit van het onderwijs.

Het college van bestuur (cvb) is het bevoegd gezag van een school dat de dagelijkse leiding heeft.

Oude naam voor de code van een opleiding van een mbo-school (nu: Erkende opleidingscode). Crebo stond voor centraal register beroepsopleidingen. 

Het geheel van kennis, vaardigheden en attituden om in een bepaalde beroepssituatie adequaat te functioneren. Loopbaancompetenties: het geheel van kennis, vaardigheden en attituden die werkenden nodig hebben om hun loopbaan te ontwikkelen. Burgerschapscompetenties: competenties die mensen nodig hebben voor het maatschappelijk functioneren. 

Groep examenkandidaten die op basis van hetzelfde kwalificatiedossier staat ingeschreven en hetzelfde examenplan volgt.

In het mbo komen er centrale examens voor taal, rekenen en Engels (niveau 4). De beroepsexamens in het mbo zijn geen centrale examens.