Onderwijstijd

Laatst gewijzigd: 09-03-2023

Bij het nadenken over het inrichten van de opleiding staat de vraag centraal: ‘wat is voor ons kwalitatief goed onderwijs?’ Daarna volgen vragen als ‘hoeveel uren onderwijstijd hebben we hiervoor nodig?’ en ‘in welke vorm bieden we het aan?’ Daarbij is ruimte voor het benutten van de mogelijkheid voor afstandsonderwijs, de inzet van instructeurs of het gebruik van gastdocenten. 

Opleidingsprogramma’s zijn zodanig ingericht dat studenten binnen de vastgestelde studieduur de kwalificatie kunnen bereiken, dat de onderwijsprogramma’s uitdagend en evenwichtig zijn ingedeeld en dat ze voldoende uren omvatten. Het gaat er daarbij niet om dat een vaststaand aantal uren wordt aangeboden, maar dat er een opleiding van voldoende kwaliteit wordt geboden. De wet biedt deze ruimte.

twee vrouwelijke studenten achter hun laptops

Urennorm

Scholen hebben veel vrijheid om naar eigen inzicht hun onderwijsprogramma’s samen te stellen. Het uitgangspunt is dat de student voldoende uren onderwijs krijgt om het diploma te kunnen halen. Er wordt in de wet uitgegaan van 1600 klokuren studielast per volledig studiejaar (40 weken van 40 uren). Het is aan de school om dit in te vullen met begeleide onderwijstijd (bot), beroepspraktijkvorming (bpv) en/of zelfstudie. Hierbinnen vallen zowel de uren voor de kwalificatie als voor de keuzedelen.

  Totaal aantal bot- en

bpv-uren van de

opleiding
Min. aantal uren bot

(waarvan in eerste

studiejaar)
Min. aantal uren bpv
Entreeopleiding 1000 600 (nvt) Geen minimum
Specialist 1000 700 (nvt) 250
2-jarige opleiding 2000 1250 (700) 450
3-jarige opleiding 3000 1800 (700) 900
4-jarige opleiding 4000 2350 (700) 1350

Begeleide onderwijstijd

Onder begeleide onderwijstijd (bot) vallen onderwijsactiviteiten die worden gegeven onder verantwoordelijkheid van en met actieve betrokkenheid van bevoegd onderwijspersoneel. Dit kan een multidisciplinair onderwijsteam zijn van bijvoorbeeld bevoegde docenten, instructeurs, gastdocenten en studiebegeleiders. Een goede onderwijskwaliteit en begeleiding van de studenten staan altijd voorop. Daarbij is essentieel dat de begeleiding van de studenten plaatsvindt door de bevoegde docent zelf óf door een onderwijsgevende die werkt onder aansturing en verantwoordelijkheid van de bevoegde docent. Belangrijk is om in het onderwijsteam heldere afspraken te maken over de begeleiding van de studenten. En over de manier waarop de bevoegde docenten overzien wat de mensen doen die lesgeven onder hun begeleiding.

Bol en bbl

De urennorm die geldt voor een bol-opleiding, is afhankelijk van de duur van die opleiding. Voor alle bbl-opleidingen geldt een minimum aantal uren onderwijs van 850 klokuren per studiejaar. Van deze uren dienen er minimaal 200 voor bot en minimaal 610 voor bpv te worden gebruikt. Voor de overige 40 uur kan de mbo-school zelf bepalen hoe deze worden ingezet. De urennormen zijn minimumnormen; meer uren programmeren mag altijd. In de praktijk komt het er vaak op neer dat de bbl-student gemiddeld vier dagen in een leerbedrijf werkzaam is en één dag aan de mbo-school lessen volgt.

Nadruk op goede mix

Mbo-scholen krijgen het vertrouwen van de minister om zelf de onderwijskwaliteit te bewaken. Goed onderwijs hangt van meer af dan het aantal klokuren dat een student les krijgt. De beoordeling van scholen moet plaatsvinden op basis van zowel het onderwijsprogramma, docenten en een mix van onderwijsactiviteiten, met vertrouwen als centraal uitgangspunt. De MBO Raad heeft in de notitie Onderwijstijd onder Focus op Vakmanschap deze visie uiteengezet, zonder een uitputtend overzicht van regels en voorschriften voor scholen op te leggen.

Bas Litjens

Beleidsadviseur