Met het wetsvoorstel wil de minister voorkomen dat met name kwetsbare jongeren tussen wal en schip vallen. De mbo-scholen steunen het doel van de minister, maar zetten vraagtekens bij de werking van het wetsvoorstel in de praktijk. De wet zal herkansers, stapelaars, late beslissers en ongemotiveerde leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs eerder hinderen. Dit komt onder andere omdat zij zich voor 1 april móeten inschrijven om maximale kans te maken op een plek in de opleiding van hun eerste keuze. Scholen zijn een voorstander van het stimuleren van vroege aanmelding omdat het jongeren helpt met een goede intake.
De afgelopen jaren heeft het mbo met succes studie-uitval terug weten te dringen, via onder andere meer studiekeuzebegeleiding. Intake-teams bepalen of student een realistische kans maakt op een diploma met voldoende arbeidsmarktperspectief. Scholen voorkomen zo op voorhand teleurstellingen van ouders en studenten en vervullen daarmee hun zorgplicht. Als een student toch aan de eerste voorkeur vasthoudt, voldoet aan vooropleidingseisen, er voldoende plaats is en er geen aanvullende eisen gelden, zal de school natuurlijk de jongere plaatsen in de opleiding van de eerste voorkeur.
Klachten van ouders en studenten over de intake-procedure moeten opgelost kunnen worden. De 150 klachten (op 160.000 inschrijvingen) die bekend zijn, verdienen een nette afhandeling. Wetgeving is een disproportionele reactie hierop. Scholen werken daarom samen studentenorganisatie JOB aan een laagdrempelige, niet-vrijblijvende klachtenprocedure voor jongeren en ouders.
Mocht intrekken van het wetsvoorstel geen optie te zijn, dan noemt de MBO Raad in de brief aan de Vaste Kamercommissie vijf punten waarop het voorstel in ieder geval kritisch moet worden bezien.