De SER ziet een belangrijke rol weggelegd voor publiek-bekostigde mbo-scholen voor de uitwerking van leven lang ontwikkelen zodat iedereen zich ook tijdens het arbeidzame leven kan blijven bijscholen. De MBO Raad onderstreept dit en wijst in dat verband op de succesvolle initiatieven in de publiek-private samenwerking waar onderwijs en bedrijfsleven samenwerken aan de innovatie van het beroepsonderwijs. Ook in de toekomst kan het mbo op deze manier maatwerk bieden aan volwassenen.
Op het eerste gezicht presteert Nederland goed in internationale vergelijkingen van scholing van de werkende beroepsbevolking (postinitieel onderwijs). Toch is hier sprake van een vertekend beeld. Lager opgeleiden lopen nog steeds achter bij hoger opgeleiden in hun scholingsactiviteiten. Bijna 50 procent van de hoger opgeleiden heeft in 2014 aan een opleiding deelgenomen tegen 25 procent van de mensen met alleen een vmbo-diploma. Ook de deelname aan scholingsactiviteiten door flexwerkers blijft achter.
Samengevat adviseert de SER:
- door middel van aanpassing van regelgeving en financieringssystematiek kan de publieke infrastructuur voor formele opleidingen (van mbo tot wo) beter en flexibeler worden toegesneden op werkenden; dit kan tot stand komen via de vormgeving van trekkingsrechten;
- via een persoonlijke ontwikkelingsrekening en toegang tot eigen scholingsbudgetten krijgt de (potentieel) werkende regie over zijn/haar ontwikkeling en de verantwoordelijkheid daarvoor;
- adequate infrastructuur van ondersteuning, door het zichtbaar en inzichtelijk maken van individuele competenties via e-portfolio’s en evc, loopbaanadvies op maat en certificering van het aanbod van opleidingen (op basis van NLQF-criteria);
- een uitnodigende leercultuur in alle bedrijven, overheids- en andere arbeidsorganisaties.