Stijging studenteninstroom: leven lang ontwikkelen mbo komt op stoom

20-12-2019

Steeds meer jongeren uit het havo of van het vwo kiezen voor het mbo. Dat blijkt uit de laatste instroomcijfers van het mbo. “Daarmee bewijst het mbo zich definitief als kansonderwijs voor jongeren die zonder diploma het voortgezet onderwijs verlaten,” zegt Frank van Hout, waarnemend voorzitter van de MBO Raad. “Ander goed nieuws is dat ook meer gediplomeerde volwassenen het mbo ontdekken. Volwassenen ouder dan 27 jaar komen terug om zich te laten om- of bijscholen.” 

 

De MBO Raad heeft de instroomcijfers van het lopende studiejaar naast die van 2016, 2017 en 2018 gelegd. “2016 markeert de start van de economische groei en daarmee de explosieve toename van vraag naar vakmensen uit het mbo in eigenlijk alle sectoren.” Van Hout is tevreden over de stijging van het aantal jongeren en terugkerende volwassenen die zich voor een bbl-opleiding inschrijven. “Deze vorm van opleiden waarbij je vier dagen werken combineert met een dag naar school is voor tekortsectoren als de zorg, defensie, techniek en de horeca duidelijk aan een opmars bezig. En zeker voor volwassenen die al even op weg zijn in hun carrière en bijvoorbeeld een huis hebben en een gezin, is deze vorm een prachtige manier om tegelijk een inkomen te garanderen en een leven lang te ontwikkelen.” 

De waarnemend voorzitter roemt de uniciteit van het duale leersysteem van ons mbo als antwoord op economische groei dan wel krimp. “We dragen met de bbl in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven bij aan het op de werkvloer zelf opleiden van volwaardige werknemers. In tijden van economische voorspoed kunnen werkgevers veel meer van dit soort leer-werkbanen creëren.” De stijging van het aantal bbl’ers gaat hand in hand met een daling van studenten in de beroepsopleidende leerweg, waarbij langere periodes op school worden afgewisseld met stages. Van Hout: “Dat is het voordeel van ons unieke duale leersysteem. Als het economisch minder gaat, zie je het omgekeerde gebeuren: bedrijven hebben dan vaak minder mogelijkheden om leer-werkbanen in de lucht houden en kiezen voor het openstellen van stageplekken.” 

Leer-werkbanen bieden niet alleen kansen voor de vele mbo’ers die ‘gewoon’ hun diploma halen, aan het werk gaan en gedurende hun carrière willen bijleren. Het is juist ook een belangrijke katalysator om kwetsbare groepen die nu nog langs de kant staan in staat te stellen om weer actief mee te doen op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Het zou goed zijn als we ook in economisch mindere tijden met het bedrijfsleven samen voor deze groepen voldoende leer-werkbanen weten te bieden.”

De nieuwste instroomcijfers laten zien dat jongeren en volwassenen vaker kiezen voor de zorg en zogenaamde ‘cross overs’. Dat zijn opleidingen die bestaan uit delen van bestaande kwalificaties, bijvoorbeeld combinaties van ict en zorg, traditionele techniek en ict. “Juist de groei bij cross overs toont aan dat het mbo met het bedrijfsleven samen in SBB innovatief aanpakt en oppakt als antwoord op snel veranderende beroepen.”

Naast goed nieuws over de stijgende instroom, laten de cijfers ook minder goed nieuws zien. Van Hout: “Het aantal vmbo’ers dat instroomt in het mbo daalt. En dat heeft onder meer te maken met de bevolkingskrimp: er worden simpelweg minder kinderen geboren. Dat zien we het eerste terug in het aantal kinderen dat naar school gaat. In het basis- en voortgezet onderwijs is deze trend al zichtbaar. Dat zullen we dus in de komende jaren in het beroepsonderwijs ook gaan merken.” Een andere reden lijkt nog steeds de maatschappelijk druk om te kiezen voor algemeen vormend onderwijs in plaats van een beroepsroute. “Terwijl voor veel jongeren die daarvoor kiezen juist het beroepsonderwijs beter past bij hun talenten. De stijging van het aantal jongeren dat vanuit uit het voortgezet onderwijs alsnog naar het mbo komt, is daarvan een bewijs.”

De MBO Raad pleit daarom voor een ‘andere kijk’ op het onderwijs. Van Hout: “Vraagstukken als demografische krimp en maatschappelijke druk vragen echt om een proactieve visie op het onderwijs van de toekomst waarbij we de schotten tussen algemeen vormend onderwijs en beroepsonderwijs slechten. Dat draagt in de eerste plaats bij aan gelijke kansen voor alle jongeren. En zorgt ervoor dat zij hun keuze voor een beroepsopleiding later en veel bewuster kunnen maken. Daarmee willen we met de andere onderwijssectoren aan de slag.”